Roparun 2009: verslag van een teamcaptain Hebben jullie dat ook, dat onwillekeurig de gedachten afdwalen. Een paar momenten, een paar vergezichten, een paar opvallende gezichtsuitdrukkingen. De start op La Courneuve. Een vrolijke maar ook gespannen stemming. Een plukje lopers krijgen nog tips en goede wensen ingefluisterd. Daar achter een groepje fietsers. Een beetje nerveus. Wat gaat er komen. De cheerleaders zetten aan, het publiek telt af. Parijs, zaterdag 30 mei, 16:50 uur. Daar gaat ie. En weg is Marianne. Fietsers er achter aan. Alleen John komt niet ver en trapt zich een ongeluk op het kleine verzet van de racefiets. Hoe schakelt dit ding? Harry duwt John aan. Ook hij op weg voor de eerste van 520 kilometers. Groene gras- en korenvelden, glooiende heuvels, de ochtendzon, een frisse lentebries. In de verte windmolens, vlakbij een pruttelende aggregaat. Gedachteloos, het hoofd even leeg, de mond vol met een broodje. Was het nu een Roparunnertje, een broodje Carpus of een sneetje Coolsingel? Ik vul alvast m’n wensenlijstje in. Een kop soep van Henk, een bord bami van Kea en nog een krentebol van Lia. Toppie. De bus komt tot leven. Zouden ze al komen? Nog even. Sonja en Teun masseren de vermoeiheid van de eerste etappe weg. Die geur van massageolie. Typisch Roparun. En daar komen ze. Box eruit, box erin. Fietsen eruit, fietsen erin. Lopers eruit, lopers erin. Een kort verslag van de etappe. Daar gaat-ie. Op weg naar de glooiende heuvels. Philip had vorig jaar als loper alle klimmetjes. Dat leek haast geen toeval. Dit jaar is Harry de gelukkige. Een beetje knijpen dan in de afstand. Jac houdt de teller strak in de gaten. Het midden van de tweede dag. Endingen. Mooi stadje, eigenlijk. Oh ja, was ook zo. Flarden van de route komen bekend voor. ’t Gaat best lekker. Het verkeer stroopt op. Een van de Roparun-teams verplaatst zich met een gelede stadsbus. Het dikke C-voertuig rijdt zich vast in de winkelstraat. De karavaan volgbusjes erachter. Jane is al een tijdje weg. Peter van de H. denkt dat het nog wel even duurt. Ziet ze in de verte bezig auto’s weg te tillen. Gauw een fiets eruit. Harry erop. Jane achterna. Het blijft maar vast staan. Nog een fiets eruit. Komt goed uit dat Maurits zijn fiets ook met het volgbusje mee moet. Hanneke erop. Harry achterna. Er zit nog steeds geen beweging in. De laatste troef. De vouwfiets. Huup-huup-huup Barba-truuk. Peter S. erop. Hanneke achterna. Andere Peter manoeuvreert de volgbus een zijstraatje in. Charlotte, of hoe heet ze ook al weer, doet een herberekening. Dit keer geloven we haar blind. Daar, daar. Peter S. heeft ze bijna bijgehaald, maar mag het busje weer in. Dan halen we Harry bij, Jane en Hanneke op de fiets. Philip vooruit, kaartlezer voorop, houten kont achterop. Gerrie naast Harry wijzend dat we er weer zijn. Antwerpen. Midden in de nacht. Lopers en fietsers de Anna-tunnel in. Volgbus richting snelweg. Een onoverzichtelijke wirwar van straten. We begrijpen niet zo goed wat Christine, of hoe heet ze ook al weer, wil. We rijden een eindje door. Jac pikt de route op. In een wijde boog om het centrum van de stad. Daar ergens moeten ze lopen in het gedruis. Later blijkt de feestende mensenmassa uit vijf dronken mannen te bestaan. Hik, vooruit. De route blijkt lastiger dan verwacht. Teams dwalen van de route af, andere teams volgen hen. Tineke belt op dat het nog even duurt. Wij nippen van de koffie. Weer telefoon. Dan zijn ze in aantocht. Nee, de vrouw van Peter van der H. Wat zeg je? Dat kan toch niet. Peter in Belgie vergeten? Jac en Gerrie nemen de teambegeleiding over. Ik probeer het kamp te bereiken. Niemand lijkt op te nemen in Bergen op Zoom. Ja, hallo Hans. Wat, in je zwembroek. Okee, ik bel door. Ja, hallo Harm. O, net gaan douchen. Okee, ik bel door. Als we het lange, dit jaar Franse lint van aanmoedigende Ossendrechtenaren al weer even voorbij zijn, komt Jan ons voorbij gesneld. Komt onze Peter toch terecht. De zon brandt op de Coolsingel. Als je in de schaduw staat, kan je het Wilhelminaplein niet zien. Oei, ze blijven lang weg. Ze hebben het vast zwaar. De open stukken in Zeeland, tegenwind, doorwaakte nachten, zoveel keer twee kilometer. Het eist haar tol. Nieuws. Nog tien minuutjes. Ook onze supporters rekken hun nekken uit. Hun lange wachten wordt beloond. Daar komen de fietsers, daar komen onze kanjers. De teams worden keurig opgevangen. Ik heb Jolanda aan de telefoon terwijl ze ons op de website ziet. Ja, ja, ik zie jullie, zegt ze. Op de kiek, met spandoek en al. Gelukkig waren we die uiteindelijk niet vergeten. Ja, Marco is V.E.T., maar wij allemaal toch ook. Daar mogen we. De speaker verwelkomt ons. Carpus Team Veldhoven bedankt haar sponsors, galmt over de Coolsingel. Gejuich, rozen, dikke kussen, warme omhelzingen, felicitaties. Jos en ik kijken elkaar aan. Ons team heeft het weer gedaan. Een mooie mix van jonge honden en ervaren vossen. Dolblij, uitgelaten, apetrots springen we in het rond. Hans regisseert de groepsfoto. Yeah! Het gedrang door. Ik scheid me af van de groep. Even de medailles halen. De brassband speelt rustig door. Dan valt de stilte op me. Ik loop langs het grote scherm. Een team uit Capelle komt aan. Op hun T-shirts staat dat Mirjam hun Roparunner is. Je voelt het. Jonge meid. Veel te vroeg moeten gaan. Tranen biggelen over m’n wangen. Iedereen heeft zijn eigen motivatie. Natuurlijk, ik de mijne. Vermoeidheid? Misschien ook. Het besef dat wij kunnen kiezen, dat wij kunnen lopen en fietsen, masseren en koken, navigeren en rijden, en meedoen in een knotsgek, doldwaas circus dat Roparun heet, dat besef drijft ons vooruit, dat we er tegen kunnen vechten, dat we er wat aan kunnen doen. Een prachtig Pinksterweekend, een mooie opbrengst, een puik Carpus-team. Ooit vertel ik mijn kleinkinderen dat verhaal van Vergeten Peter en de 27 Roparunnertjes. Nu geniet ik nog na. Oranje polsbandje om bij het hardlopen. Trots, tevreden, te gek. Mensen bedankt, bedankt voor alles, voor jullie inzet, voor jullie kameraadschap, voor een onvergetelijke Roparun 2009. Big hug, Erik